Een toevallige ontmoeting, waar ze bijna letterlijk tegen elkaar opknalden. Een Colombiaanse vrouw, verdwaald in Amsterdam, haar tussenstop tussen Londen en Hamburg. Een Hollandse man, net uit de trein en onderweg naar z’n vrienden voor een avondje stappen.
Hij neemt haar letterlijk bij de hand en brengt haar naar de treinen. Ze wisselen telefoonnummers uit, maar waarom weten ze niet. Pas 2 jaar later stuurt hij haar een berichtje in de verwachting dat zij niet meer weet wie hij is. Zij antwoordt direct terug: You’re the cutie from Amsterdam, of course I remember!
Enige weken later is die Hollandse jongen terug in Amsterdam om het vliegtuig te pakken naar Colombia. Daar trekken ze samen het land door en worden stapelverliefd. Dan komt COVID, hij in Nederland, zij in Colombia. Hoe hou je in godsnaam aan elkaar vast als je 9.000 kilometer uit elkaar woont? Iedere dag videobellen, best lastig met verschillende tijdzones, maar ze vinden een ritme en houden vast. Aan de wifi, aan verlangen, aan elkaar, aan hun liefde.
Eindelijk kunnen ze elkaar weer opzoeken, ze vliegen in elkaars armen, om nooit meer los te laten. Nog diezelfde dag gaat hij op 1 knie, met glunderende toestemming van haar puberzoon, die hem in alle liefde omarmt.
Met een open blik op de wereld, gericht op de toekomst. Maar waar ligt die toekomst? In Nederland? In Colombia? Waar kunnen en willen we wortelen, onze familie laten aarden. Vooralsnog wordt het Nederland, waar zijn ouders, ondanks een enorme taalbarrière, hun toekomstige schoondochter én haar zoon méér dan welkom heten in de familie en in hun nieuwe thuisland.
Ze landen, ze aarden, ze wortelen. Ze leren Nederlands, maar zoiets belangrijks als de ceremonie volledig in het Nederlands? Dat is nog net een brug te ver en dus maak ik een wereldse speech, tweetalig, of eigenlijk drie. Want het wonder is daar: haar ouders zijn erbij. Uiteraard spreek ik ze toe, in mijn beste Spaans, dat deze ceremonie helaas niet in het Spaans is, maar dat ik toch hoop dat ze later alsnog de vertaling van hun dochter kunnen lezen.
Ik kan alleen maar hopen dat ik mijn zo hardgrondig geoefende zinnen zodanig uitspreek dat ze me begrijpen. Het maakt me Spaans benauwd, maar als ik de tranen in hun ogen zie weet ik, zie ik, voel ik dat we elkaar begrijpen. Haar queridos padres, die geen woord Nederlands of Engels verstaan, blijven aandachtig luisteren en als we de huwelijksakte tekenen komt de bruid in tranen naar me toe.
“Sas, ik moest je van mijn ouders vertellen dat ze je niet verstaan, maar dat ze je heel goed begrijpen, omdat jij de taal van de liefde spreekt.” Dankbaar kijk ik haar aan en we kunnen beiden onze tranen niet binnen houden. We vallen elkaar in de armen en voor m’n gevoel houden we elkaar minutenlang stevig vast. Hun liefde, hun relatie, hun leven, hun families, 9000 kilometer uit elkaar met een enorme taalbarrière, maar we begrijpen elkaar als geen ander.
Tussen mijn tranen door zie ik de beide moeders elkaar liefdevol omhelzen en tegen elkaar praten. De één in het Spaans, de ander in het Nederlands, maar moeders begrijpen elkaar, daar is geen taal voor nodig. Als ik later in de auto wegrijd overvallen alle emoties me nog een keer. Hoe ongelofelijk veel liefde er is tussen beide families, hoeveel ze om elkaar geven en hoe dankbaar ze zijn dat hun kinderen elkaar hebben gevonden. Zo hoort liefde te zijn, onbegrensd, met open blik, met armen wijd en harten die overstromen van liefde.
Comments